Shock

Op een zonnige dag stap je op de fiets, oortjes in, muziek hard, onderweg naar school. Uit het niets komt er een auto om de hoek rijden, waarbij jij gewond raakt. De bestuurder is een oudere vrouw die door de plotselinge handelingen tegen haar stuur is geklapt. Ze wordt bleek en zegt alleen dat ze zo veel pijn heeft. Waarschijnlijk bloedt ze inwendig heel erg, en raakt ze nu dus langzaam in shock. Wat moet jij nu doen?

Eerste hulp bij shock

Bij shock zullen de volgende symptomen optreden:

  • Snelle ademhaling (meer zuurstofopname)
  • Zweten (ongewenst effect van adrenaline)
  • Trillen (direct adrenaline effect en minder doorbloeding van de huid)
  • Bleke, koud huid (minder bloed bij de huid)
  • Onrust (zuurstofgebrek hersenen en adrenaline)
  • Zwakke pols (sneller rondpompen van minder volume)
  • Bleke, koude huid (bezuinigen op huiddoorbloeding)

 

Heeft het slachtoffer de bovenstaande symptomen, dan kan jij hulp aanbieden door de volgende handelingen uit te voeren:

  • Zodra een slachtoffer met shock nog kan ademen is de beste houding plat met de benen hoog. Het bloed loopt dan naar de organen toe.
  • Zodra de ademhaling bemoeilijkt wordt, is de stabiele zijligging de houding waarbij de ademhaling het minst belemmerd wordt. Zodra het slachtoffer in een stabiele zijligging ligt vormen de heup en knie een rechte hoek en zijn de mond en neus naar de grond gericht. Je moet het slachtoffer voortdurend in de gaten houden. Je past de sandwitchmethode toe om de ademhaling te controleren. Hierbij voel je met de handen op de borst en de rug of hij nog ademt.
  • Als de omgeving kouder is dan kamertemperatuur is het verstandig om hem een deken te geven. Er hoeft dan minder bloed naar de huid om die warm te houden.
  • Om nog meer bloedverlies te voorkomen moet uitwendig bloedverlies gestelpt worden. Doe dit met een schone doek.
  • Alarmeer de hulpdiensten zij zullen professionele hulp toedienen. De hulp bij shock bestaat uit drie maatregelen, de zogeheten VIP-behandeling:
  1. Ventilatie: dit is erop gericht om extra zuurstof toe de dienen.
  2. Infuus: dit is erop gericht om vocht in de bloedsomloop toe te dienen.
  3. Pompkracht verbeteren: dit is erop gericht om het bloed beter te laten pompen door middel van geneesmiddelen.

 Wat je vooral niet moet doen:

  • Hoewel een shock patiënt dorst kan hebben, mag hij of zij niet drinken. Zo een goed bedoeld glaasje water wordt namelijk amper opgenomen, want het spijsverteringskanaal krijgt te weinig bloed.
  • Als de temperatuur rond kamertemperatuur is, is het onverstandig om een deken aan het slachtoffer toe te dienen. Hierbij gaat hij of zij extra zweten waardoor er veel bloed naar de huid gaat in plaats van de organen.
  • Wacht niet tot de symptomen erger worden, maar bel meteen 112.

1. Indien het slachtoffer nog normaal kan ademen, leg hem dan in deze positie. 

2. Zodra de ademhaling bemoeilijkt wordt, leg hem dan in de stabiele zijligging. Leg eerst de armen zoals op de afbeelding. 

4. Rol vervolgens het slachtoffer naar je toe in de stabiele zijligging. 

3. Trek vervolgens de achterste knie op. Houd hierbij de arm van het slachtoffer in de juiste positie. 

5. De stabiele zijligging. 

Wat gebeurt er nou eigenlijk in het lichaam?

Bij shock is er sprake van een stoornis in de doorbloeding en daarmee zijn de zuurstofvoorziening van het hart, de hersenen en andere organen in gevaar. Hierdoor ontstaat het risico van het afsterven van cellen, waardoor er tijdig moet worden ingegrepen. Er bestaan vier soorten shock:

  1. Hypovolemische shock: dit wordt veroorzaakt doordat er sprake is van bloed of vochtverlies. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld botbreuken of het scheuren van grote bloedvaten. Vochtverlies kan optreden bij diarree, hierbij wordt er te weinig water uit de ontlasting onttrokken door de darmen. Hierdoor kan er uitdroging van het lichaam ontstaan.
  2. Cardiogene shock: hierbij is er voldoende bloed aanwezig in het lichaam, maar door een hartaandoening heeft het hart niet voldoende kracht om het bloed rond te pompen. Dit kan bij een hartritmestoornis, klepscheur of een hartinfarct. Er wordt dan ook niet meer voldoende bloed verplaatst, waardoor de bloeddruk daalt.
  3. Obstructieve shock: hierbij kan er geen bloed naar de weefsels of organen getransporteerd worden, doordat een van de grote bloedvaten van en naar het hart geblokkeerd is, zoals de holle ader. Hierdoor is er geen bloedstroom meer richting het hart, waardoor het hart niet meer het benodigde bloed kan uitpompen. Ook kan het komen door een longembolie, hierbij wordt een longslagader geblokkeerd door een grote bloedprop.
  4. Distributieve shock: door een letsel, bloedvergiftiging of een allergische reactie kunnen de bloedvaten te veel open staan. Door een te lage bloeddruk wordt het bloed niet meer goed rondgepompt. Er stroomt bijvoorbeeld veel bloed naar de huid, maar te weinig naar het hart. De druk is dan weg gevallen waar het echt nodig is.

 

Shock is niet altijd gemakkelijk te herkennen, aangezien het lichaam er alles aan doet om te compenseren voor de tekortschietende bloedsomloop. Zodra bloeddrukreceptoren in aorta en hals een daling meten van zuurstof geven ze dit door aan de hersenstam. Dit stimuleert de bijnieren tot extra afgifte van adrenaline. Hierbij wordt het hart gestimuleerd en de bloedvaten in huid en darmen vernauwt. Doordat het lichaam compenseert, is bij een beginnende shock sprake van een normale bloeddruk. Zodra de shock dieper wordt, kan het lichaam niet meer compenseren, aangezien de doorbloeding van onderhuidse weefsels en spieren verminderd wordt. Zodra de shock verder vordert en het bloeddruk nog lager wordt, zullen de milt, lever en nieren ook uitvallen. De ademhalingsfrequentie kan zodanig worden aangetast dat het slachtoffer buiten bewustzijn komt en door een tekort aan zuurstof komt te overlijden.